Deze website is in ontwikkeling daarom ontbreken sommige links nog.

  1. Present Simple
  2. Het werkwoord ‘To be’
  3. Het werkwoord ‘To have’
  4. Onbepaald lidwoord a/an
  5. Korte vormen in het Engels
  6. This/that/these/those
  7. Persoonlijk voornaamwoorden (pronouns)
  8. Past Simple
  9. Present Perfect
  10. Trappen van vergelijking
  11. Present continuous
  12. Past Continuous
  13. De Passive in het Engels
  14. Meervoud
  15. Bezittelijk voornaamwoorden
  16. Bijwoorden in het Engels
  17. Toekomst: to be + going to
  18. Indirecte rede
  19. Aangeplakte vragen (Tag questions)
  20. Past Perfect
  21. Woordvolgorde
  22. Toekomst: Will
  23. Future Continuous
  24. Present Perfect Continuous
  25. Future Perfect
  26. Reported speech (indirecte rede)
  27. Subject-verb agreement
  28. Nouns (countable and uncountable)
  29. Voorzetsels (Prepositions)
  30. Conjunctions
  31. Interjections
  32. Gerunds and infinitives
  33. Modals (can, could, should, must, etc.)
  34. Phrasal verbs
  35. Conditional sentences (if clauses)
  36. Relative clauses
  37. Direct and indirect objects
  38. Imperative sentences
  39. Comparatives and superlatives
  40. Inflection for regular and irregular nouns, verbs and adjectives