In het Engels kun je verschillende grammaticale constructies gebruiken om over de toekomst te praten. Hier zijn de belangrijkste vormen en hun gebruik:

  1. Present Simple
    • Gebruik je voor geplande gebeurtenissen die vaststaan, zoals een dienstregeling of een schema.
      Voorbeeld: The movie starts at 8pm tonight.
  2. Present Continuous
    • Gebruik je voor afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats zeker is.
      Voorbeeld: We are meeting our friends at the café tomorrow afternoon.
  3. To Be Going To
    • Gebruik je voor plannen of voor voorspellingen die gebaseerd zijn op bewijs.
      Voorbeelden:
      • I am going to study for my exam this weekend.
      • Look at those kids! They are going to break that vase.
  4. Will
    • Gebruik je voor beloftes, beslissingen die je op het moment zelf neemt, en voorspellingen zonder bewijs.
      Voorbeelden:
      • Don’t worry, I will fix the car for you.
      • I think she will become a great artist one day.
  5. Shall
    • Gebruik je in vragen met “I” of “we” om een voorstel te doen.
      Voorbeeld: Shall we order some pizza for dinner?

Exercise 1