In deze oefeningen maak je van zinnen in de present perfect een passieve zin. Bij oefening 1 zijn de zinnen al passief gemaakt, je hoeft alleen de juiste werkwoorden in te vullen. Bij oefening 2 moet je de zinnen zelf passief maken (bij zijn 1 en 2 wordt je nog een beetje geholpen).

Zinnen in de present perfect hebben altijd een vorm van to have (has of have) en het voltooid deelwoord (werkwoord + ed of de derde vorm van onrgelmatige werkwoorden). Als je de zinnen passief maakt, krijg je have of has + been + het voltooid deelwoord. Je kunt het werkwoord dat al in de actieve zin staat dus gebruiken voor de passieve zin.

Exercise 1 – Niveau 1

Exercise 2 – Niveau 2