In het Engels kun je op 4 manieren over de toekomst praten:

  1. Met de present simple als iets ingeroosterd of gepland is (the train arrives at 10:30)
  2. Met de present continuous voor plannen in de toekomst die al geregeld zijn (I am flying to Amsterdam tomorrow)
  3. Met am/are/is + going to voor plannen en intenties voor de toekomst die al zeker zijn (I am going to marry her next Friday)
  4. Met will voor iets dat je op dat moment beslist over de toekomst (het is een voorspelling of iets dat je belooft, maar minder zeker dan going to), in vraagzinnen met I of We gebruik je shall. (I will marry her someday)

Zie ook Future Continuous en Future Perfect.

Exercise 1