In het Nederlands kun je vragen maken door het werkwoord dat in de zin staat naar voren te halen. In het Engels kan dit helaas niet met alle werkwoorden. Er zijn 3 verschillende situaties om rekening mee te houden:
- Als er één werkwoord in de zin staat en het is ‘am’, ‘are’, ‘is’ of ‘can’, wordt het werkwoord) naar voren gehaald voor het stellen van een vraag. In het Nederlands maken we alle vragen op deze manier. Voorbeeld:
- You are tall > Are you tall?
- He is nice > Is he nice?
- I am happy > Am I happy?
- We can work > Can we work?
- Als er één werkwoord in de zin staat dat niet ‘am’, ‘are’, ‘is’ of ‘can’ is, moet je ‘do’ of ‘does’ toevoegen aan het begin van de zin. Je krijgt DO bij I, You, We en They en DOES bij He, She en It. Let op: als je DOES gebruikt, moet je de -S achter het werkwoord weghalen. Voorbeeld:
- I like pizza > Do I like pizza?”
- He walks home > “Does he walk_ home?”
- Als er 2 werkwoorden in de zin staan, haal je het eerste werkwoord naar voren. Voorbeeld:
- He is watching TV > Is he watching TV?
- I have got a dog> Have I got a dog?