Bezittelijk voornaamwoorden worden gebruikt om aan te geven dat iemand iets bezit. In het Engels zijn er verschillende vormen, afhankelijk van de persoon of het onderwerp.

De meest gebruikte bezittelijke voornaamwoorden (possessive adjectives) zijn:
my, your, his, her, its, our, their

Deze woorden staan voor een zelfstandig naamwoord en geven aan van wie iets is. Bijvoorbeeld:

  • I have a book. That is my book.
    (Ik heb een boek. Dat is mijn boek.)
  • We have a dog. That is our dog.
    (Wij hebben een hond. Dat is onze hond.)

Bij its gaat het om dingen of dieren die geen persoon zijn:

  • The cat is sleeping. That is its bed.
    (De kat slaapt. Dat is zijn/haar bed.)

Let op: in het Engels wordt een dier vaak aangeduid met it.

Als je wilt aangeven dat iets van iemand is zonder een zelfstandig naamwoord te gebruiken, gebruik je possessive pronouns. Deze vervangen het zelfstandig naamwoord:

  • This book is mine.
    (Dit boek is van mij.)
  • That car is yours.
    (Die auto is van jou.)
  • This is his car.
    (Dit is zijn auto.)
  • That is hers.
    (Dat is van haar.)

Belangrijk:

  • Bezittelijke voornaamwoorden veranderen afhankelijk van de persoon waarover je spreekt.
    • mymine
    • youryours

Het is belangrijk om veel te oefenen met zowel possessive adjectives als possessive pronouns, zodat je ze goed kunt gebruiken.

Exercise 1

Exercise 2

Exercise 3