1. Wat is de passieve vorm?

In de passieve vorm ligt de nadruk op het onderwerp (het “ding” waar iets mee gebeurt) in plaats van op de handelende persoon (de uitvoerder van de actie). De passieve vorm gebruik je in het Engels wanneer:

  • je niet weet wie de actie uitvoert (“My bike was stolen” – je weet niet door wie);
  • de uitvoerder niet belangrijk is (“The road is cleaned every morning” – wie dat doet, is niet zo relevant);
  • je de handeling zelf wilt benadrukken in plaats van de uitvoerder (“The building was constructed in 1920”).

In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld “De taart wordt gemaakt” in plaats van “De bakker maakt de taart”. De bakker is dus niet het onderwerp waar we nadruk op willen leggen, maar de taart wel.


2. Hoe wordt de passieve vorm gemaakt?

De passieve vorm in het Engels wordt altijd gemaakt met:

(een vorm van “to be”) + (voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord)

  • Het voltooid deelwoord is vaak het werkwoord + “-ed” (bij regelmatige werkwoorden),
    of de 3e vorm (past participle) bij onregelmatige werkwoorden.

Voorbeeld in verschillende tijden:

  1. Present Simple
    • Active (actief): The chef makes the cake.
    • Passive (passief): The cake is made by the chef.
  2. Present Continuous
    • Active: The chef is making the cake.
    • Passive: The cake is being made by the chef.
  3. Present Perfect
    • Active: The chef has made the cake.
    • Passive: The cake has been made by the chef.
  4. Past Simple
    • Active: The chef made the cake.
    • Passive: The cake was made by the chef.
  5. Past Continuous
    • Active: The chef was making the cake.
    • Passive: The cake was being made by the chef.
  6. Past Perfect
    • Active: The chef had made the cake.
    • Passive: The cake had been made by the chef.

3. Van actieve zin naar passieve zin

Een actieve zin heeft meestal de volgorde:
(onderwerp) + (werkwoord) + (lijdend voorwerp)

Bijvoorbeeld:
I drive the car

  • “I” is het onderwerp (degene die iets doet),
  • “drive” is het werkwoord,
  • “the car” is het lijdend voorwerp (degene/het ding dat iets ondergaat).

Wil je deze zin passief maken, dan verplaats je het lijdend voorwerp naar voren:

  1. “The car” wordt het onderwerp van de passieve zin.
  2. Vervolgens gebruik je de juiste vorm van “to be”. In de tegenwoordige tijd is dat “is” of “are”, afhankelijk van het onderwerp (enkelvoud of meervoud). Hier is “the car” enkelvoud, dus gebruik je “is”.
  3. Dan komt het voltooid deelwoord van “drive”, dat is “driven”.
  4. Eventueel kun je “by me” toevoegen om aan te geven wie de actie uitvoert.

Actief: I drive the car.
Passief: The car is driven (by me).


4. Hoe herken je de passieve vorm?

Er zijn grofweg drie manieren om te zien dat een zin passief is:

  1. De uitvoerder is niet genoemd
    Als er niet in de zin staat wie of wat de actie uitvoert, heb je meestal een passieve zin.
    • “De tas wordt gedragen.”
    • Het is niet duidelijk wie de tas draagt.
  2. Er staat “by …” in de zin
    Als in de zin een constructie voorkomt zoals “by the chef”, “by me”, “by someone” enzovoort, duidt dat vaak op een passieve vorm.
    • “The cake was made by the chef.”
    • Door wie? Door de chef.
  3. Vorm van “to be” + voltooid deelwoord
    Als je een vorm van “to be” (is, was, were, has been, enz.) ziet, gevolgd door het voltooid deelwoord (bijvoorbeeld “made”, “done”, “seen”, “driven”, …), is de zin vaak passief.
    • “The house is being cleaned.” (continuous passief)

Let op: Bij de continuous zie je soms “being” tussendoor, maar het principe blijft hetzelfde: “to be” + voltooid deelwoord.


5. Belangrijke aandachtspunten

  1. Onregelmatige werkwoorden:
    Leer de 3e vorm (past participle) van onregelmatige werkwoorden goed. Bijvoorbeeld:
    • “to drive” → “drove” → “driven”
    • “to eat” → “ate” → “eaten”
    • “to write” → “wrote” → “written”
  2. Houd rekening met het onderwerp:
    • Enkelvoud → is/was/has been
    • Meervoud → are/were/have been
  3. Niet altijd verplicht:
    De passieve vorm is in het Engels vaak minder gebruikelijk dan in het Nederlands. Soms is het beter om een actieve zin te maken om vaagheid te voorkomen. Je gebruikt de passieve vorm meestal doelbewust om iets te benadrukken of omdat je niet weet wie de actie uitvoert.

Exercise 1: De passive herkennen

Exercise 2: Passive maken met present simple (regelmatig)

Exercise 3: Passive maken met present simple (mix)

Exercise 4: Passive maken met de past simple (regelmatig)

Exercise 5: Passive maken met de past simple (mix)

Exercise 6: Passive maken met de present perfect (niveau 1)

Exercise 7: Passive maken met de present perfect (niveau 2)

Exercise 8: Passive maken met de present continuous

Exercise 9: Passive maken met de past perfect