De Past Continuous (ook wel Past Progressive genoemd) gebruik je om een handeling te beschrijven die op een bepaald moment in het verleden bezig was.
Vorming:
→ was/were + werkwoord + -ing
- I/he/she/it → was
- you/we/they → were
Voorbeelden:
- I was studying for my exam at 8pm last night. (to study)
- They were playing soccer when the storm started. (to play)
Gebruik van de Past Continuous
- Een actie die bezig was op een bepaald moment in het verleden
- At 9 o’clock yesterday, she was still working.
- Een lange actie die werd onderbroken door een korte actie (Past Simple)
- I was making dinner when the doorbell rang. (to make, to ring)
- Achtergrondinformatie of sfeer schetsen in een verhaal
- The sun was shining and the birds were singing when he left the house.
- Acties die in het verleden bezig waren, maar niet noodzakelijk zijn afgerond
- I was walking in the park when I saw a squirrel. (to walk, to see)