De past perfect is een werkwoordsvorm die wordt gebruikt om te praten over acties of gebeurtenissen die zijn voltooid voor een bepaald punt in het verleden. Iets is dus in het verleden begonnen en ook weer afgelopen. Het wordt gevormd met het hulpwerkwoord “had” + past participle (werkwoord + ed of 3e vorm van onregelmatig werkwoord).

Voorbeelden:

  • He had worked at the restaurant for 10 years when he left.
  • I had already eaten breakfast before I went to the store.
  • They had said goodbye before they boarded the plane.

Vaak zie je in zinnen met de past perfect dat een actie in de past perfect plaatsvindt voor een andere actie in de past simple. Omdat bijwoorden van frequentie voor het hoofdwerkwoord komen in het Engels, komen deze als ze in de zin staan tussen HAD en het werkwoord te staan (already in de tweede voorbeeldzin).

Omdat je voor de past perfect de derde vorm van onregelmatige werkwoorden nodig hebt, is het erg belangrijk om je onregelmatige werkwoorden te leren.

Exercise 1

Exercise 2

Exercise 3